- Home
- Digitale helpdesk
- Besteksvragen arbeidsinspectie
Besteksvragen arbeidsinspectie
De vragen in het hoofddocument zijn gebaseerd op de richtlijnen van de NLA. Deze bijlage biedt extra uitleg bij de zes hoofdvragen. Met drie vragen wordt gecontroleerd of de opdrachtgever in de ontwerpfase zeker weet dat werkgevers en zelfstandigen in de uitvoeringsfase de arboverplichtingen uit artikel 2.26 van het Arbobesluit kunnen naleven.
1. Is de opdrachtgever nagegaan welke risico’s er als gevolg van ontwerp of opdracht tijdens de uitvoeringsfase (kunnen) ontstaan?
De opdrachtgever zal moeten kunnen aangeven:
De feitenverzameling op deze vraag bestaat dus uit het interviewen van personen en/of het bestuderen van documenten. In ieder geval moet een coördinator ontwerpfase deze informatie kunnen leveren.
2. Heeft de opdrachtgever zich ervan vergewist dat tijdens de bouw (uitvoerings)fase de nodige maatregelen getroffen kunnen worden in de specifieke situatie?
De opdrachtgever zal zich over de risico’s uit vraag 1 ervan moeten vergewissen of voor de uitvoerende partij:
is, om adequate maatregelen te treffen.
Dit veronderstelt dat hij beoordeelt of de maatregelen in deze specifieke (bouw)situatie inderdaad getroffen kunnen worden. Hij moet beoordelen of deze maatregelen ook daadwerkelijk kunnen worden gebruikt en toegepast op deze specifieke plek en in dit project.
Dan is er pas sprake van “... zich vergewissen van ...” de gevolgen van de opdracht voor de Arbo in de uitvoeringsfase en/of de uitvoerbaarheid van de in de uitvoeringsfase te nemen maatregelen.
Bijlage bij “Veilig aan het werk en elke dag weer veilig en gezond thuis!”
Het noemen van standaardmaatregelen (bijv. inzet verkeersregelaars, verwijzen naar CROW-richtlijn, gebied afzetten, verkeersplan, ruime opslag materialen, niet gelijktijdig in elkaars buurt werken) is niet de bedoeling van deze vraag.
Een voldoende scoren op deze vraag is niet het einde van de inspectie op dit punt. “Zich ervan vergewissen dat werkgevers en zelfstandigen tijdens de uitvoering in staat zullen zijn de Arboverplichtingen na te komen” betekent ook proberen er wat aan te doen. Mocht de opdrachtgever beperkende factoren voor het treffen van maatregelen hebben vastgesteld, is de volgende vraag aan de orde:
3. Heeft de opdrachtgever gezocht naar aanpassing van het ontwerp of heeft hij redelijke argumenten waarom dat niet kan?
Mochten opdracht/ontwerp problemen opleveren om in de uitvoeringsfase de juiste maatregelen te treffen, dient de opdrachtgever te zoeken naar alternatieven in ontwerp/opdracht (tenzij hij redelijke argumenten heeft waarom dat in dit geval niet kan).
Vragen voor een V&G-plan
Als een V&G-plan (Veiligheids- en gezondheidsplan) verplicht is (2.28 Arbobesluit), dienen opdrachtgever en uitvoerende partij dat in te vullen. Beiden voor zover de voortgang van het bouwproces dit bij de een of bij de ander neerlegt.
Die grens, wat door de opdrachtgever en wat door de uitvoerende partij moet gebeuren, is niet eenvoudig met een schaartje te knippen. Of de opdrachtgever al iets kan weten van de zaken die hij in het plan moet opschrijven, bijvoorbeeld of hij al iets kan weten over de zogenaamde ‘samenlooprisico’s’, over ‘de betrokken ondernemingen op de bouwplaats’ of over ‘de wijze waarop toezicht op de maatregelen wordt uitgeoefend’, kan per project verschillen.
De opdrachtgever blijft echter verantwoordelijk voor het opstellen van het plan. Deze verantwoordelijkheid kan niet gedelegeerd worden, in geen enkele contractvorm. Dus verschilt het ook wat er vervolgens op het bordje van de opdrachtgever of van de latere uitvoerende partij terecht komt.
Artikel 2.28 verwoordt dat duidelijk in de aanhef van lid 2:
“Afhankelijk van de voortgang in het bouwproces, worden in het V&G-plan ten minste vermeld...”:
Naast de vraag of bovenstaande zaken in het V&G-plan staan, is het van belang het plan te beoordelen op de volgende vragen.
1. Bevat het plan een inventarisatie en evaluatie van de ‘samenloopgevaren’?
Samenloopgevaren (de wet spreekt van specifieke gevaren) ontstaan doordat meerdere personen naast of na elkaar werken of doordat derden in de buurt of na werkzaamheden aanwezig zijn (‘doorgaande exploitatie).
Onder specifieke gevaren vallen ook: hoeveelheid en samenstelling verkeer, agressie (fysiek en/of verbaal) tegen medewerkers en omgevingsfactoren die negatieve invloed hebben op de werkzaamheden. Deze gevaren dienen beschreven te worden in het V&G-plan.
De standaardgevaren in een werkvak dus niet: in je eentje werken op of langs de weg, zwaar tillen of aanrijdgevaar horen in de ‘gewone’ risico-inventarisatie van de werkgever thuis. Niet in het V&G-plan. Mag wel, maar moet niet.
Als deze gevaren (deels) in het plan worden vermeld dan geldt de volgende vraag.
2. Bevat het plan maatregelen inzake de ‘samenloopgevaren’?
Dit spreekt voor zich: voor elk specifiek gevaar uit voorgaande inventarisatie en evaluatie dienen een of meerdere maatregelen vermeld te worden.
Indien deze maatregelen worden vermeld in het plan dan geldt de volgende vraag.